Drosera paradoxa is een bijzondere vleesetende plant uit het geslacht zonnedauw (Drosera), die oorspronkelijk voorkomt in het noorden van Australië. Zoals alle zonnedauwsoorten vangt deze plant haar prooi met klierharen die een kleverige substantie afgeven. Het is een favoriet onder verzamelaars van vleesetende planten vanwege haar opvallende uiterlijk, snelle groei en relatief eenvoudige verzorging. In tegenstelling tot veel andere zonnedauwsoorten heeft deze soort een fascinerende aanpassingsstrategie aan de grillige omstandigheden van haar leefgebied.
Deze zonnedauw valt meteen op door haar rechtopstaande, soms vertakte stengels die gemakkelijk tot 25 à 45 centimeter hoog kunnen worden. De bladeren zijn smal en langwerpig, spiraalsgewijs geplaatst en voorzien van talrijke klierharen met druppeltjes 'dauw' – in werkelijkheid kleverig slijm – waarmee insecten worden gevangen. Naarmate een exemplaar ouder wordt, kan de onderste helft kaal zijn met alleen nog bovenaan verse bladeren en bloemen, waardoor een soort mini-boompje ontstaat. De bloemen zijn meestal paars tot roze gekleurd en groeien in groepen, waarbij ze zich ’s ochtends tot de vroege middag openen.
Deze plant is een echte insectenjager. De bladeren zijn bedekt met tentakels die een zoete, glanzende vloeistof produceren. Nietsvermoedende insecten worden aangetrokken door de geur en het uiterlijk van deze druppeltjes, waarna ze blijven plakken. De plant vouwt langzaam haar blad rondom de prooi en scheidt verteringsenzymen af, waarmee het insect wordt afgebroken. De voedingsstoffen ondersteunen de plant vooral in de arme gronden waar ze groeit. De bloemen worden doorgaans bestoven door kleine insecten, waarna de plant zaadjes produceert.
Het natuurlijke verspreidingsgebied ligt in het noordelijke en noordwestelijke deel van Australië, vooral rond het Arnhem Land Plateau en verwante gebieden. Hier groeit de soort veelal op natte, zandige oevers en in ondiepe seizoenspoelen die in de droge tijd kunnen opdrogen. Het klimaat is tropisch: warm tot heet met een duidelijke natte en droge periode. Omdat grote delen van het leefgebied afgelegen en onherbergzaam zijn, is de soort niet direct bedreigd, al kunnen mijnbouw en wijzigingen in het hydrologisch regime lokaal een risico vormen. Bescherming van natte, voedselarme gebieden is essentieel voor het behoud van deze en andere inheemse vleeseters.
Voor liefhebbers is het kweken van deze plant een waar avontuur. Ze kan uit zaad worden opgekweekt of via stekken vermeerderd worden. Zaaien gebeurt bij voorkeur op nat zand of veenmos, bij licht en hoge temperatuur. De kieming verloopt vaak al na enkele weken, vooral wanneer een (warme) stratificatie is gegeven. Houd jonge planten in een hoge luchtvochtigheid tot ze voldoende wortels hebben gevormd. Volwassen exemplaren laten zich eenvoudig stekken door bladstek of door het splitsen van oudere delen, mits voorzichtig gewerkt wordt.
Een opvallend kenmerk is de zogenaamde 'levenscyclus paradox': wanneer veel andere Drosera-soorten in de rozetvorm blijven, evolueert deze soort na de eerste droge periode tot een rechtopstaande stengel. Dit verhoogt niet alleen de overlevingskansen tijdens kortstondige overstromingen, maar maakt het ook mogelijk om boven concurrerende vegetatie uit te groeien. Deze eigenschap leverde de soort de naam ‘paradoxa’ op. In culture heeft ze een reputatie als betrekkelijk eenvoudig te houden, zolang haar basisbehoeften worden gerespecteerd.
Deze soort houdt van veel licht en verdraagt zelfs direct zonlicht, mits hier langzaam aan gewend. Kunstlicht (T5, LED) kan ook voldoen zolang het intens genoeg is – denk aan ten minste 12 uur per dag.
Overdag gedijt ze bij temperaturen tussen 28 en 38°C; ’s nachts mag het afkoelen tot 15–22°C. Ze kan kortstondig hogere temperaturen aan in de droge tijd, maar langdurig onder de 12°C remt de groei.
Altijd nat houden, liefst met de traymethode: de pot in een schaaltje met 1–3 cm regen- of gedemineraliseerd water. Gebruik beslist geen leidingwater. In de droge periode iets minder nat, maar nooit volledig droog laten vallen.
Een mengsel van wit veenmos, perliet en grof zand werkt uitstekend. Gebruik nooit gewone potgrond of bemeste aarde.
Insecten zijn ruim voldoende: enkele per maand houden de plant gezond. Bij een tekort aan prooien (binnen) kan af en toe een gedroogd fruitvliegje of visvoer worden aangeboden, maar spaarzaam!
Bij voorkeur 60–80%. Kortstondige schommelingen zijn geen probleem. Bij lage luchtvochtigheid tijdelijk afschermen met een doorzichtige kap.
In de natuur houdt ze in het droge seizoen een rustfase, waarbij de groei stilvalt. In huis kan deze fase worden nagebootst met iets lagere temperaturen en minder water; bij constante omstandigheden blijft ze soms jaar-rond groeien.
Oorzaak: Te veel direct zonlicht zonder geleidelijke gewenning.
Oplossing: Laat de plant langzaam wennen aan feller licht door haar geleidelijk langer bloot te stellen aan direct zonlicht.
Oorzaak: Te hard leidingwater of te hoge meststofconcentraties.
Oplossing: Gebruik alleen zacht (regen/gedemineraliseerd) water en geef geen kunstmest.
Oorzaak: Te lage luchtvochtigheid of te weinig licht.
Oplossing: Verhoog stapsgewijs de luchtvochtigheid of geef meer licht, eventueel bijlichten.
Oorzaak: Te weinig licht.
Oplossing: Zet de plant dichter bij een raam op het zuiden of gebruik krachtiger groeilicht.
Oorzaak: Te nat, slechte drainage of te koud.
Oplossing: Controleer het substraat, pas de watergift aan en verhoog eventueel de temperatuur.
© 2025 Noorden.com. All rights reserved, unless otherwise stated.
Aantal planten in database: 23